Het in Centraal-Europa gelegen Tsjechië is één van de jongste landen binnen Europa. De Tsjechische Republiek is op 1 januari 1993 ontstaan na de opsplitsing van Tsjechoslowakije in Tsjechië en Slowakije. Het fascinerende land heeft in de postcommunistische periode een flinke groei doorstaan op zowel economisch als cultureel gebied, waardoor veel van de oude pracht en praal weer in ere hersteld is. Tsjechië behoort niet voor niets tot de meest populaire vakantiebestemmingen in de regio.
De huidige landsgrenzen van Tsjechië zijn vrij recent, want vroeger behoorde wat nu Tsjechië heet tot het grotere Oostenrijk-Hongarije. Daarvoor bestond wat nu Tsjechië is uit Bohemen, Moravië en een deel van Silezië. Jarenlang is Bohemen één van de belangrijkste gebieden geweest binnen het Heilige Roomse Rijk, dat vanaf de middeleeuwen tot 1806 bestaan heeft. In die periode zijn er ook veel Duitsers verhuisd naar wat nu Tsjechië is. Na afloop van de Tweede Wereldoorlog zijn veel Duitsers uit het toenmalige Tsjechoslowakije verdreven of gedeporteerd.
Aan de jarenlange toename van Duitstalige inwoners is binnen een tijdsbestek van nog geen anderhalf jaar op die manier een abrupt einde gekomen. De na-oorlogse periode kenmerkt zich vooral door het gedwongen communisme onder de vleugels van de Sovjet-Unie. Na de Fluwelen Revolutie in 1989 vond de grote ommekeer plaats. Het communistische regime kwam ten val nadat in Berlijn de welbekende Berlijnse Muur viel. Na ruim drie jaar een democratisch bewind binnen Tsjechoslowakije werd het land opgesplitst in Tsjechië en Slowakije.